Argumentum ad ignorantiam, oftewel argument vanuit onwetendheid of beroep op onwetendheid, is een drogreden waarbij iets voor waar wordt genomen, omdat het niet bewezen is dat het onwaar is.
Concept[]
Het argument vanuit onwetendheid is gebaseerd op de stelling dat iets waar is omdat het tegendeel niet bewezen is, of dat iets onwaar is omdat het niet bewezen is dat het wel waar is. Soms gaat dit nog een stap verder, en wordt er gevraagd om negatief bewijs, wat de omzeiling van bewijslast is, terwijl de bewijslast ligt bij degene die het bestaan van iets beweert, niet degene die het bestaan ervan in vraag stelt. Het is eveneens een variant op de drogreden argument van ongeloof.
Soms wordt het volgende tegenargument gebruikt: de afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Hoewel dit in een aantal gevallen van toepassing is, betekent dit niet dat je het kan gebruiken als argument om je geloof in iets dat onbewezen is te rechtvaardigen. Het betekent niet dat, omdat iets nog niet is waargenomen, het daarom vanzelfsprekend waar kan of zal zijn. Wanneer we een grote hoeveelheid bewijs mogen verwachten voor iets, en dat bewijs is afwezig, geeft ons dit het recht de hypothese te verwerpen en in dat geval is de afwezigheid van bewijs wel bewijs van afwezigheid[1].
Bij misdrijven geldt in de rechtspraak dat iemand onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. Dit lijkt een drogreden te zijn, omdat de afwezigheid van bewijs dat iemand schuldig is niet vanzelfsprekend betekent dat die persoon onschuldig is. Toch spreken we hier niet van een drogreden, omdat de bewijslast ligt bij degene die een bewering maakt (bv. dat iemand schuldig is aan een misdrijf) en niet omgekeerd.
Voorbeelden[]
- Er is geen bewijs dat God niet bestaat, dus God bestaat.
- Er is geen bewijs dat God bestaat, dus God bestaat niet.
- Ik weet niet hoe alternatieve geneeskunde werkt, maar het werkt.
- Ik weet niet hoe astrologie werkt, maar het werkt.