Hoax wiki
Hoax wiki
Jefferson-Davis

Jefferson Davis.

Jefferson Finis Davis (Kentucky, 3 juni 1808 - Louisiana, 6 december 1889) was de eerste en tevens enige president van de Geconfedereerde Staten van Amerika, die waren gevormd nadat de Zuidelijke staten waren afgescheiden na de verkiezingsoverwinning van Abraham Lincoln in 1860. Davis zetelde als confederaal president van 18 februari 1861, en volgde hij in de Zuidelijke staten de facto de Amerikaanse president James Buchanan op, om na zijn aftreden op 10 mei 1865 de facto te worden opgevolgd door de Amerikaanse president Andrew Johnson. Als president de jure werd Davis nooit erkend door de Verenigde Staten, waardoor zijn opvolging in de Zuidelijke staten nooit door het noorden of elders in de wereld als officieel werd beschouwd. Hij was een Democratische president.

Levensloop[]

Jefferson Davis werd door zijn vader genoemd naar Thomas Jefferson, de derde president van de Verenigde Staten. In juni 1828 studeerde hij af aan de United States Military Academy in West Point, en werd hij als 2de luitenant toegewezen aan het 1ste Infanterie Regiment, onder het bevel van de toekomstige president Zachary Taylor. Aan het einde van de Black Hawk-oorlog van 1832 kreeg Davis de opdracht om de Indianenleider Black Hawk naar de gevangenis te begeleiden. In 1835 huwde hij Sarah Knox Taylor, de dochter van Zachary Taylor, nadat hij zijn ontslag uit het leger had genomen. Enkele maanden later overleed ze echter aan een ziekte die wellicht malaria of mogelijk geelzucht was. Ook Davis had deze ziekte opgelopen maar zou uiteindelijk toch weer herstellen, al bleef hij voor de rest van zijn leven met gezondheidsproblemen opgescheept zitten. In 1845 huwde hij met Varina Banks Howell. 

Politieke carrière[]

Sinds 1840 was Davis politiek actief geworden binnen de Democratische Partij, Van 1845 tot 1846 zetelde hij als afgevaardigde voor Mississippi in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Nadat de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog was uitgebroken in 1846, nam hij echter ontslag als afgevaardigde om te dienen in het leger als kolonel, opnieuw onder Zachary Taylor. Hij vocht in de Slag bij Monterrey en de Slag bij Buena Vista. President James Polk bood Davis een promotie aan naar de rank van brigadier-generaal, maar Davis weigerde omdat volgens hem enkel de staten dit konden toewijzen en niet de federale regering. Hij stapte terug in de politiek en was senator voor Mississippi van augustus 1847 tot september 1851. In 1851 nam hij ontslag als senator om zich kandidaat te stellen als gouverneur van Mississippi, maar hij verloor deze verkiezingen. 

Tijdens de presidentsverkiezingen van 1852 voerde Davis campagne voor de Democratische kandidaat Franklin Pierce. Wanneer deze verkozen werd, gaf hij Davis de positie van Minister van Oorlog in 1853. Deze positie behield hij tot 1857, wanneer de presidentstermijn van Pierce ten einde kwam nadat hij niet was herkozen voor een tweede termijn. Davis stelde zich vervolgens opnieuw kandidaat voor de senaat, en zetelde opnieuw als Senator voor Mississippi van 1857 tot 1861. In deze periode waren de spanningen tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten erg toegenomen, en op 4 juli 1858 gaf Davis een toespraak waarin hij zich uitte als anti-separatist. Deze opmerkelijke toespraak herhaalde hij bovendien op 11 oktober 1858. Het was zijn mening dat de individuele staten wel het recht hadden zich af te scheiden van de unie, maar dat hij het niettemin op dat moment een slecht idee vond omdat het Noorden dit nooit zomaar zou toelaten. 

Afscheiding van de Zuidelijke staten[]

Op 6 november 1860 won Abraham Lincoln de presidentsverkiezingen, dankzij een meerderheid van stemmen in de noordelijke staten. In de Zuidelijke staten, die pro-slavernij waren, behaalde hij echter nergens overwinning. Van zodra de verkiezingsuitslag bekend werd, staken de zuidelijke separatisten het niet onder stoelen of banken dat ze van plan waren de unie te verlaten nog voor Lincoln werd ingezworen als president in maart 1861. De reden hiervoor was niet zozeer dat er een nationaal verbod op slavernij dreigde te komen, maar wel het debat omtrent de uitbreiding van slavernij naar nieuwe Amerikaanse gebieden en nieuwe staten die aan de unie zouden worden toegevoegd. De noordelijke staten waren gekant tegen het toestaan van slavernij in nieuwe staten, terwijl de zuidelijke staten van oordeel waren dat zij hun "eigendom" eender waar mee naartoe mochten nemen en dus een uitbreiding van de slavernij naar het westen als wenselijk beschouwden.

South Carolina scheidde zich als eerste af van de unie op 20 december 1860. Op 9 januari 1861 kondigde ook Mississippi, de staat waarvoor Davis de senator was, haar beslissing aan te zullen afscheiden van de unie. Op 21 januari nam Davis ontslag uit de Amerikaanse Senaat, en noemde dit de meest trieste dag uit zijn leven[1]. Davis keerde vervolgens terug naar Mississippi, waar hij werd aangeduid als generaal van het leger van Mississippi. Op 6 februari 1861 hadden ook de staten Florida, Alabama, Georgia, Louisiana en Texas zich afgescheurd van de unie, en verenigde het  Zuiden zich onder een nieuwe grondwet van de Geconfedereerde Staten van Amerika. Davis werd genomineerd als presidentskandidaat, en werd als dusdanig geselecteerd in een conventie met de steun van zes van de zeven staten. 

President van de Geconfedereerde Staten[]

Op 18 februari 1861 trad Davis aan als voorlopige president van de Geconfedereerde Staten van Amerika[2], nog voor Lincoln effectief was ingezworen in het Witte Huis als president van de Verenigde Staten. Hij stelde zich gematigd op en toonde zich bereid om te onderhandelen met de VS om de geschillen bij te leggen, maar zonder succes. Lincoln stuurde militaire hulp naar het federale Fort Sumter in South Carolina, wat door het Zuiden werd beschouwd als een ongewenste bezetting. South Carolina ging over tot een belegering van het fort en behaalde de overwinning. De Amerikaanse Burgeroorlog was begonnen, en kort nadien voegden Virginia, Arkansas, Tennessee en North Carolina zich eveneens bij de Geconfedereerde Staten. 

Nadat Virginia de Geconfedereerde Staten had vervoegd, besloot Davis in mei 1861 om zijn regering te verhuizen naar die staat, en maakte er uiteindelijk Richmond de hoofdstad van het Zuiden. Op 6 november 1861 werd hij verkozen tot effectief president voor een termijn van zes jaar, en op 22 februari 1862 werd hij ingezworen. In juni 1862 plaatste hij generaal Robert E. Lee aan het hoofd van de Army of Northern Virginia, het belangrijkste Zuidelijke leger in het oosten. Lee behaalde een overwinning in de Tweede Slag bij Bull Run in augustus 1862[3], wat hem de moed gaf om zijn eigen militaire campagne uit te breiden naar het noorden. In september 1862 viel hij het grondgebied van de Verenigde Staten binnen, maar verloor er de Slag bij Antietam in Maryland op 17 september 1862. Hierdoor moest Lee zijn Zuidelijk leger terugtrekken uit Maryland.

Op 22 september 1862 vaardigde LIncoln de Emancipatieproclamatie uit, die verklaarde dat de slaven in de zuidelijke rebellerende staten "voor altijd vrij" waren. Tot dan had Davis gehoopt om internationale bijval te krijgen van het Franse en Britse Rijk, aangezien Engeland een belangrijke invoerder was van katoen van de Zuidelijke staten en er dus baat bij had de Confederatie te steunen. Toch zou een militaire interventie van Europa uitblijven, onder meer omdat de Franse en Britse bevolking eerder de kant van het Noorden verkoos. De Europese mogendheden hadden slavernij bovendien eerder al afgeschaft in hun rijk, en de Emancipatieproclamatie zorgde ervoor dat zowel Frankrijk als Groot-Brittannië moreel dus niet langer het Zuiden zouden kunnen steunen. De afschaffing van de slavernij had eveneens tot gevolg dat het Zuiden van een groot deel van haar werkkrachten werd beroofd, waardoor hun productie werd afgeremd en hun positie in de oorlog aldus werd verzwakt.

In mei 1863 boekte Lee een overwinning in de Slag bij Chancellorsville in Virginia, begin mei 1863. Vervolgens besloot hij om opnieuw op te rukken naar het grondgebied van de Verenigde Staten. De verovering van nieuw grondgebied zou de verzwakte positie van de Zuidelijke staten terug kunnen aansterken ten koste van de Noordelijke staten, die onder druk van vredesprotesten zouden kunnen besluiten de onafhankelijkheid van het Zuiden te erkennen en de oorlog te beëindigen. Tevens hoopte hij dat dit het westelijke leger van Lincoln zou weglokken van Vicksburg, de enige stad aan de Mississippi die nog in handen van het Zuiden was maar al maandenlang onder beleg lag van de troepen van Ulysses Grant. De Slag bij Gettysburg in Pennsylvania eindigde op 3 juli 1863 echter met een Noordelijke overwinning, en op 4 juli kwam ook het beleg van Vicksburg ten einde met een overwinning voor de Noordelijke troepen onder Grant. Nu de Mississippi volledig in Noordelijke handen was, werd het Zuiden in twee gesplitst en aldus verder verzwakt.

In 1864 werd Grant aangesteld als bevelhebber over alle legertroepen van het Noorden, en in dat jaar trok hij zuidwaards naar de stad Richmond. Lee wist hem te verslagen in de Slag in de Wildernis van 5 tot 7 mei 1864, maar Grant trok zich niet terug om te hergroeperen en zette de achtervolging op Lee in. Na enkele veldslagen resulteerde dit uiteindelijk in een maandenlang beleg van Petersburg. Deze stad was een cruciaal bevoorradingspunt voor het leger van generaal Lee, alsook voor de Zuidelijke hoofdstad Richmond. Bijna tien maanden later, in maart 1865, moest Lee noodgedwongen zijn legers terugtrekken en de stad vrijgeven. Eveneens in maart besloot Davis om General Order 14 uit te vaardigen, waardoor slaven zich konden aanmelden voor het confederale leger in ruil voor hun vrijheid na afloop van de oorlog[4]. Deze maatregel, bedoeld om de verzwakte Zuidelijke troepen terug aan te sterken, had echter geen noemenswaardig effect aangezien slechts weinig slaven werden aangeworven in het leger.

Alle pogingen om het tij te keren kwamen hoe dan ook te laat. Op 3 april 1865 werd Richmond ingenomen door het leger van Grant, en Davis moest met zijn kabinet uit de stad wegvluchten. Amper 40 uur later bezocht Lincoln de stad, waar hij werd onthaald als een held door de bevrijde slaven, en bevond hij zich in het zogenaamde Witte Huis van de Geconfedereerde Staten. Davis verplaatste zijn administratie naar een landhuis in Dunville, Virginia, wat zijn tijdelijk verblijf zou worden gedurende een week[5]. Inmiddels had Lee zijn troepen willen hergroeperen in de wouden van Virginia, maar het oostelijke leger van Grant zat hem op de hielen en inmiddels was ook het westelijke leger van Williiam Sherman gearriveerd, waardoor Lee in feite omsingeld was. Lee werd vervolgens definitief verslagen in de Slag bij Appomattox Courthouse, waarna de Amerikaanse Burgeroorlog eindelijk ten einde kwam.

Einde van de Confederatie[]

Op 12 april 1865 ontving Davis de brief waarin generaal Lee zijn overgave had aangekondigd. Hierop besloot hij Virginia te verlaten en te vluchten naar Greensboro, North Carolina. Er werden plannen opgesteld die inhielden dat Davis en zijn regering zou worden geëvacueerd naar Cuba, om daar de Zuidelijke troepen te hergroeperen voor een nieuwe aanval. Die plannen zijn uiteindelijk nooit uitgevoerd. Op 14 april 1865 werd president Lincoln vermoord door John Wilkes Booth, een aanhanger van de Confederatie, en Davis vreesde dat dit zou leiden tot nog meer repressailles tegen de Zuidelijke staten. De nieuw aangestelde president, Andrew Johnson, zette een beloning van $100.000 USD op het hoofd van Davis, waarna de zoektocht naar de Confederale president verder toenam. 

Op 5 mei 1865 hield Davis een laatste vergadering me zijn kabinet, waarin hij de confederale regering officieel ontbond. Daarna hoopte hij opnieuw te kunnen vluchten, maar op 10 mei werd hij vooralsnog aangehouden in Irwinville, Georgia[6]. Davis werd opgesloten in Fortress Monroe in Virginia, en het zou twee jaar duren voordat hij weer vrijgelaten werd voor een borgsom van $100.000 USD. Zijn Amerikaanse burgerrechten werden hem ontnomen, en tijdens zijn gevangenschap werd hij aangeklaagd voor verraad, al is dit nooit tot een veroordeling gekomen. Na zijn vrijlating reisde Davis naar Montreal, Canada, waar zijn familie reeds eerder naartoe gevlucht was[7]. Hij verbleef gedurende drie jaar in Lennoxville, Quebec (al had hij intussen ook werk gezocht in Europa en Cuba), tot hij op 25 december 1868 amnestie kreeg van president Johnson.

Latere leven[]

In 1869 keerde Davis terug naar de Verenigde Staten en vestigde zich in Memphis, Tennessee, waar hij directeur werd van de verzekeringsmaatschappij Carolina Life Insurance Company. In 1875 werd hij verkozen voor een positie in de Amerikaanse Senaat, al was dit eerder symbolisch aangezien hij niet kon zetelen sinds zijn burgerrechten waren ontnomen. Hij sprak zich veelal niet openlijk uit over de situatie in de Zuidelijke staten tijdens de Reconstructie-periode, al was hij wel van mening dat de Reconstructiemaatregelen te onderdrukkend waren. Hij geloofde tevens dat negers minderwaardig zouden zijn tegenover het blanke ras. 

In 1877 werd Davis met zijn familie uitgenodigd door de rijke weduwe Sarah Anne Ellis Dorsey, die aanbood om op haar landgoed te komen wonen in het plantagehuis "Beauvoir" in Biloxi, Mississippi. Wanneer ze overleed in 1879 werden haar bezittingen geërfd door Davis. Hij hield zich er bezig met het schrijven van zijn boek, The Rise and Fall of the Confederate Government, dat werd uitgebracht in 1881. In oktober 1889 publiceerde hij eveneens A Short History of the Confederate States of America. In november 1889 werd Davis ziek, en hij overleed op 6 december. Zijn begrafenis was één van de grootste uitvaartplechtigheden in het Zuiden. Herdenkingsstandbeelden van Davis zouden veel later het onderwerp van controverse worden omwille van zijn ronduit racistische standpunten.

Complottheorieën[]

Kort na de moord op Lincoln ontstonden er complottheorieën omtrent de aanstichters van de aanslag. Er werd namelijk aangenomen dat John Wilkes Booth en zijn handlangers niet alleen hadden gehandeld, maar hulp hadden gekregen van hooggeplaatsten of, op z'n minst, hadden gehandeld volgens de bevelen van de Confederale regering. Zo geloofde men dat de aanslag werd beraamd door Jefferson Davis en zijn kabinet, wat een mogelijkheid had kunnen zijn gezien Booth eerst van plan was om Lincoln te ontvoeren en hem vervolgens pas weer vrij te laten in ruil voor Confederale krijgsgevangenen. Hij bedacht zich echter wanneer hij in een toespraak hoorde dat Lincoln stemrecht wou geven aan Afro-Amerikanen, waarop Booth verklaarde dat dit de laatste toespraak van de president zou zijn - en hem enkele dagen later dus vermoordde. Er is echter geen bewijs dat de Confederale regering mee verantwoordelijk was voor de aanslag, en Davis betreurde zelfs de dood van Lincoln, uit vrees dat de verslagen Zuidelijke staten nog harder zouden worden aangepakt[8].

Zie ook[]

Referenties[]