Niet te verwarren met de tweede Amerikaanse president, John Adams.
John Quincy Adams (Britse provincie van Massachusetts Bay, 11 juli 1767 - Washington DC, 23 februari 1848) was de 6de President van de Verenigde Staten. Hij volgde president James Monroe op in maart 1825, om vervolgens in maart 1829 te worden opgevolgd door Andrew Jackson. Hij was de laatste president van de Democratisch-Republikeinse Partij.
Levensloop[]
John Quincy Adams was geboren op 11 juli 1767 in Massachusetts[1], als de zoon van Abigail Smith en van John Adams, de tweede president van de Verenigde Staten. Tijdens zijn jeugd was hij vaak in het buitenland, en vergezelde hij zijn vader die als Amerikaans gezant naar Frankrijk en naar Nederland werd gestuurd. Terwijl hij zich in Nederland bevond, studeerde Adams aan de Universiteit van Leiden. Hij bezocht eveneens Rusland, Finland, Zweden en Denemarken, en leerde zo vloeiend Nederlands, Frans, Duits en andere Europese talen te spreken. Later studeerde hij ook aan de Harvard-universiteit, waar hij afstudeerde in 1787.
Politieke carrière[]
De politieke carrière van Adams begon nadat George Washington was aangetreden als eerste president van de Verenigde Staten. Adams publiceerde een serie artikelen waarin hij lof uitsprak voor Washington's beslissing om zich niet in te mengen met de Franse Revolutie. In 1794 benoemde Washington hem als ambassadeur in Nederland. Adams was echter niet happig op deze benoeming, en aanvaardde het enkel nadat zijn vader - die op dat moment vicepresident was - er bij hem op aandrong de benoeming toch te aanvaarden. Wanneer zijn vader vervolgens zelf president werd in 1797, werd Adams benoemd als ambassadeur in Pruisen. Van 1803 tot 1808 zetelde hij voor de Federalistische Partij in de Amerikaanse Senaat voor de staat Massachusetts. In 1808 stapte hij op bij de Federalistische Partij en werd hij lid van de Democratisch-Republikeinse Partij[2].
In 1809 werd Adams benoemd tot eerste ambassadeur in Rusland door president James Madison. In 1814 werd hij echter opgeroepen om te dienen als Amerikaans onderhandelaar met het Verenigd Koninkrijk omtrent de aanslepende Oorlog van 1812. Deze onderhandelingen resulteerden in de Vrede van Gent, een verdrag dat op 24 december 1814 een einde maakte aan de oorlog tussen de VS en het Britse Rijk. Op dat moment vond de Slag bij New Orleans nog steeds plaats op Amerikaans grondgebied, en nieuws van dit verdrag bereikte het strijdtoneel pas nadat de Britten er al definitief verslagen waren. In 1815 werd Adams benoemd tot ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk, een positie waar ook zijn vader in het verleden voor was benoemd. Hij diende in deze positie tot september 1817, waarna hij terugkeerde naar de Verenigde Staten omdat hij was benoemd tot Minister van Buitenlandse Zaken door president James Monroe.
Als minister was Adams verantwoordelijk voor het uitwerken van de zogenaamde "Monroedoctrine". Deze doctrine definieerde de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten, en bepaalde dat Europese inmenging op het Amerikaanse continent niet zou worden getolereerd. In de praktijk betekende dit dat de VS steun zou geven aan de sinds kort opgerichte onafhankelijke naties in Zuid-Amerika, en gekant was tegen nieuwe pogingen tot kolonisatie door de Europese mogendheden. Anderzijds werden de bestaande kolonies van Europa wel gerespecteerd, zolang deze zich niet zouden proberen uit te breiden. Deze doctrine zou decennia lang worden aangehouden door tal van Amerikaanse presidenten in de 19de eeuw, ondanks de hypocrisie dat de Verenigde Staten zelf wél grondgebied zou koloniseren, vaak ten koste van Indiaanse leefgebieden (al zou dit vooral plaats vinden tijdens het presidentschap van Andrew Jackson).
Presidentschap[]
In 1824 stelde Adams zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen. Op dat moment was de Democratisch-Republikeinse Partij de enige actieve partij, waardoor er geen concurrentie was van andere partijen maar wel van andere kandidaten binnen dezelfde partij. Dit had als gevolg dat de nominatie van Adams gepaard ging met de nominaties van John C. Calhoun, William H. Crawford, Henry Clay en Andrew Jackson. Calhoun trok zich echter terug uit de verkiezingsstrijd en Crawford werd ziek. Tijdens de verkiezingen gingen de meeste stemmen naar Jackson, zowel electorale stemmen als stemmen van het volk, maar hij had onvoldoende electorale stemmen om een absolute meerderheid te behalen. Dit betekende dat het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden diende te beslissen wie de verkiezingen zou winnen[3].
Henry Clay, die tevens voorzitter was van het Huis van Afgevaardigden, was een tegenstander van Jackson en besloot zijn steun te geven aan Adams. Dit resulteerde in een overwinning voor Adams, ondanks het feit dat hij minder stemmen had gekregen dan Jackson. Wanneer Adams vervolgens Clay aanduidde als Staatssecretaris in zijn nieuwe kabinet, beweerde een misnoegde Jackson dat die beslissing het resultaat van corruptie was. Jackson beschouwde Adams voortaan als een vijand, en was vastbesloten om er alles aan te doen hem te verslagen bij de volgende verkiezingen. Adams trad in maart 1825 aan als president, en legde zijn eed af op de grondwet en niet op de Bijbel, omdat hij een sterk voorstander was van de scheiding van kerk en staat.
Als president voerde Adams hoge douanetarieven door, waarvan de inkomsten zouden worden gebruikt om te investeren in de aanleg van wegen, kanalen, een nationale universiteit, een astronomisch observatorium, en andere nationale initiatieven. De hoge tarieven beschermden tevens de groeiende industrie in het noorden, maar was nadelig voor het zuiden, waardoor Jackson's steun sterker werd in de zuidelijke staten. Veel doelstellingen van Adams konden echter niet worden gerealiseerd, omdat hij moest samenwerken met een vijandig gezind Congres dat een groot deel van zijn voorstellen afkeurde. Wel slaagde hij erin om twee derde van de staatsschuld weg te werken.
Adams' gebrek aan populariteit werd mogelijk nog verder in de hand gewerkt wanneer zijn politieke tegenstanders hem ridiculiseerden voor zijn steun aan de expeditie van John Symmes naar de noordpool. Die laatste was, naast een oorlogsveteraan van de Oorlog van 1812, immers de bedenker van een Holle Aarde-theorie, waarin hij stelde dat de binnenkant van de aarde geheel hol was en mogelijk zelfs bewoond door dieren en mensen. Hij geloofde tevens dat in de noordpool een doorgang te vinden zou zijn naar die holle aarde, en wilde daarom een expeditie organiseren. De steun van Quincy voor deze expeditie was wellicht eerder gemotiveerd door het vooruitzicht van de verkenning van de noordpool op zich, en niet zozeer een geloof in de Holle Aarde-theorie. De expeditie is er echter nooit gekomen[4].
Adams stelde zich opnieuw kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 1828, waarin hij het moest opnemen tegen de wraaklustige Jackson. Tijdens deze verkiezingscampagne noemden de aanhangers van Jackson zichzelf "Democraten", en de aanhangers van Adams noemden zichzelf "Nationale Republikeinen", hoewel elk van hen in principe behoorde tot de Democratisch-Republikeinse Partij. Het werd een heftige verkiezingsstrijd, waarin beschuldigingen en beledigingen niet werden gemeden. Jackson werd een "Jackass" (ezel) genoemd, en tevens aangevallen op het feit dat hij een slavenhandelaar was, en zich niets had aangetrokken van de morele standaarden van die tijd hieromtrent.
De verkiezingsstrijd nam echter niet enkel Jackson in het vizier maar ook zijn vrouw Rachel, die werd beschuldigd van bigamie. Hoewel die beschuldiging in theorie correct was, ging het om gebeurtenissen van meer dan 35 jaar eerder. Dit alles kon niet voorkomen dat Jackson de verkiezingen zou winnen van Adams. Wanneer Rachel plots overleed aan een hartaanval op 22 december 1828, slechts enkele weken nadat Jackson verkozen was, legde hij de schuld bij Adams en diens aanhangers, die hij beschouwde als haar moordenaars omdat haar dood volgens hem was veroorzaakt door hun beschuldigingen tijdens de verkiezingsstrijd[5]. In maart 1829 werd Adams opgevolgd als president door Jackson, die één van de meest moordlustige en krankzinnige presidenten van zijn tijd zou zijn.
Latere leven[]
Na het einde van zijn presidentiële ambtstermijn stapte Adams niet uit de politiek. Hij werd verkozen als afgevaardigde voor Massachusetts, en zetelde in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden van 1831 tot 1848. Tijdens die periode kwam James Smithson te overlijden, die vervolgens zijn erfenis had nagelaten aan de Amerikaanse overheid zodat er een onderwijsinstituut mee zou kunnen worden gebouwd. Het Congres wou het geld echter voor andere doeleinden gebruiken, waarop Adams ervoor zorgde dat het zou worden gebruikt waarvoor het bedoeld was: de oprichting van het Smithsonian Institution.
Adams was een sterk tegenstander van slavernij en voerde hier tijdens zijn ambt als afgevaardigde fel campagne tegen. Ondanks de "gag rule" die James Polk had ingevoerd ten tijde van president Jackson, waardoor het verboden was om petities tegen slavernij aan te leveren, wist Adams het onderwerp toch aan te voeren voor een debat. Tevens was Adams een fel tegenstander van de annexatie van Texas als slavernijstaat, en hij voorspelde (terecht) dat die annexatie zou leiden tot een oorlog met Mexico en een burgeroorlog in eigen land. De Mexicaans-Amerikaanse Oorlog werd een feit in 1846, en de Amerikaanse Burgeroorlog brak uit in 1861. Dit leidde uiteindelijk tot de totale afschaffing van slavernij in de Verenigde Staten, zoals Adams eveneens had voorspeld.
Adams wordt vaak aangevoerd als de levende brug tussen de Amerikaanse Revolutie en de Amerikaanse Burgeroorlog, omdat hij zowel de eerste presidenten heeft gekend als Abraham Lincoln. Er is geen aanwijzing dat hij deze laatste persoonlijk goed zou hebben gekend, maar sinds 1847 zetelden ze wel allebei in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden[6]. Adams was in feite niet de enige "brug", ook Martin Van Buren kende zowel de "Founding Fathers" als Lincoln, al laat zijn presidentschap veel minder na om trots op te zijn aangezien hij het beleid van Jackson omtrent de verwijdering van Indianen onverwijld heeft verder gezet.
In 1846 kreeg Adams op 78-jarige leeftijd een beroerte waardoor hij gedeeltelijk verlamd werd. Na enkele maanden herstelde hij weer en keerde hij terug naar zijn functie in het Congres. Op 21 februari 1848 bevond hij zich in een debat in het Huis van Afgevaardigden, wanneer hij plots ineenstorte als gevolg van een hersenbloeding. Twee dagen later overleed hij in het Capitool[7]. Adams was de eerste Amerikaanse president wiens uiterlijk werd vastgelegd op een foto.
Hoaxes[]
In 1829 stuurde Martin Van Buren een brief naar Adams (volgens andere versies naar president Andrew Jackson), waarin hij argumenteerde dat het nodig was om op te komen voor het behoud van kanalen tegen de ontwikkeling van spoorwegen[8].
Zie ook[]
Bronnen[]
Referenties[]
- ↑ https://npgallery.nps.gov/pdfhost/docs/NHLS/Text/66000128.pdf
- ↑ http://www.nps.gov/adam/jqa-bio-page-2.htm
- ↑ https://www.whitehouse.gov/1600/presidents/johnquincyadams
- ↑ http://www.smithsonianmag.com/smart-news/john-quincy-adams-said-yes-expedition-center-earth-180955203/
- ↑ http://www.firstladies.org/biographies/firstladies.aspx?biography=7
- ↑ http://blogs.wsj.com/speakeasy/2012/09/26/what-john-quincy-adams-tells-us-about-one-term-presidents/
- ↑ http://www.doctorzebra.com/prez/g06.htm
- ↑ http://www.snopes.com/history/document/vanburen.asp